Hoeveel dagen nog?

Naam spel: Hoeveel dagen nog?

Leeftijd: 3K

Ontwikkelingsdoel:
Wiskundige Initiatie: meten: 2.9 De kleuters kunnen aan de hand van een kalender de dagen aftellen tussen het nu en een speciale gebeurtenis waarvan de dag is aangegeven binnen de periode van een week.

LPDS GO:
WI: meten: 3. Kwantitatief vergelijken: 3.10. ♣♣ De kleuters kunnen aan de hand van een kalender de dagen aftellen tussen het nu en een speciale gebeurtenis waarvan de dag is aangegeven binnen de periode van een week.

LPDS OVSG:
WI-ME.TIJD.8    De kleuters kunnen aan de hand van een kalender de dagen aftellen tussen het nu en een speciale gebeurtenis binnen de periode van een week.

Organisatie:
WI 2.9
Benodigdheden:
– Getekend hinkelspel op speelplaats of krijt/plakband om een hinkelspel te tekenen
Locatie: klas, buiten
Tijd: 10min.

Opdracht:
Binnen een x aantal dagen is er een belangrijke gebeurtenis in de klas.
De leerkracht noteert de datum van vandaag in een vak bv 15 en op de 20ste is er een grote gebeurtenis in de klas.
De kleuters moeten het aantal vakjes springen tot die datum.
Hoeveel keer hebben we moeten springen?
De volgende dag mogen de kleuters vertrekken van het vakje 16, hoeveel keer hebben we nu moeten springen? Hoeveel dagen nog tot de gebeurtenis?

(De leerkracht plaatst een herkenningspunt op de datum van de gebeurtenis, zo zien de kleuters naar waar ze moeten springen)

Variaties: /

Bronnen: Nijs K, wiskundige initiatie I, cursus uitgave 2008.

Hoeveel vingers?

Naam spel: Hoeveel vingers?

 Leeftijd: 2-3K

Ontwikkelingsdoel:
Wiskundige Initiatie – getallen 1.5 De kleuters kunnen door handelend en verwoordend te vergelijken, aangeven dat er een bepaalde hoeveelheid dingen dezelfde blijft hoe ze ook geplaatst of geordend zijn in de ruimte.

LPDS GO:
WI: getallen: 3. Bewerkingen:  3.5. ♣♣ De kleuters ervaren de wezenlijke en niet-wezenlijke aspecten van een hoeveelheid door handelend en verwoordend te vergelijken, aangeven dat er een bepaalde hoeveelheid dingen dezelfde blijft, hoe ze ook geplaatst of geordend zijn in de ruimte.

LPDS OVSG:
WI-GK.ORD.1 De lln. kunnen aangeven dat een hoeveelheid gelijk blijft ook na een herschikking in de ruimte (conservatie).

Organisatie:

WI 1.5
Benodigdheden:
/
Locatie: klas
Tijd: 5 – 10 min

Opdracht:
De leerkracht laat de kleuters hun vingers tellen.
De leerkracht  geeft telkens de opdracht vingers te proberen verstoppen voor de anderen: duim verstoppen, wijsvinger, middenvinger, ringvinger of pink.
Ze verstoppen van 1 of van 2 handen dezelfde vinger.
Hoeveel vingers hebben we nu? Hoeveel vingers hebben de andere kinderen?
Telkens ze tellen zijn het 10 vingers. Het is niet omdat ze even niet zichtbaar zijn dat we geen 10 vingers meer hebben.

Variaties:
1-2K: 1 hand gebruiken

1-3K: Opwarming van de handen kan gebeuren via een vingerversje:
Naar bed, naar bed zei Duimelot.
Eerst nog wat eten, zei Likkepot.
Waar zal ik het halen, zei Lange Jaap.
In grootmoeders kastje, zei Ringeling.
Dan zal ik ’t verklappen, zei ’t Kleine Ding.

Bronnen:
Nijs K, wiskundige initiatie I, cursus uitgave 2008.
Vingerversje, (www.vaneisden.nl/Vingerversjes1.doc), laatste raadpleging op 14/02/2013.